Na een periode van afwezigheid is het gedicht dat ik schreef over Callantsoog weer terug op zijn bestemming.
Door zon, zand en zout waren de letters van het oorspronkelijke gedicht vervaagd en aangetast. Nu is het gedicht vernieuwd en opnieuw opgehangen aan de wand van het paviljoen:
Callantsoog
Het is een kustplaats als zovelen,
een gat achter een duinenrij
met ’s zomers hordes volk dat hoopt
straks uitgerust en bruin te zijn.
Een ijssalon, een bakkerij,
een kerk, een plein, een dorpscafé.
Bungalows en campingplaatsen
op een steenworp van de zee.
Een zee vol van hetzelfde water
als bij dorpen verderop,
maar toch, het is niet uit te leggen,
hier ben ik er gekker op.
In de eenvoud van de schoonheid
schuilt een eindeloos fortuin;
Strandslag Seinpost, Zwanenwater,
dorpsgezicht vanaf het duin.
Maar de mooiste weidse blikken
zijn van helmgras, lucht en strand.
Daar verwaaien mijn gedachten,
daar bestaat geluk uit zand.
Laat me aan de branding zitten
bij een zonomwonden eb,
waar in schuim en in het ruisen
ik mijn thuis gevonden heb.